Tips voor Nederlandstalige huisgenoten en partners

Tips voor Nederlandstalige huisgenoten en partners van studenten NT2

Buitenlanders die de Nederlandse taal willen leren, klagen er vaak over dat hun Nederlandse partners en vrienden liever geen Nederlands met hen willen spreken.

Daardoor wordt het leren van de Nederlandse taal aanzienlijk moeilijker voor deze buitenlanders. Als iemand alleen tijdens de lessen Nederlands spreekt, blijft het Nederlands heel lang een vreemde taal, terwijl het de bedoeling is dat het de tweede (gebruiks)taal wordt.

Als je samenwoont of in één huis leeft met iemand die de Nederlandse taal wil leren, kun je hem of haar natuurlijk die belangrijke kans bieden om, buiten de lessen om, extra Nederlands te oefenen. Dit zal hem of haar uiteraard helpen om veel sneller vorderingen te maken. In de praktijk blijkt echter vaak dat het nog niet zo makkelijk is om dat consequent vol te houden, omdat de communicatie een stuk moeizamer wordt wanneer een van de twee het Nederlands (nog) niet zo goed beheerst. Vandaar de volgende tips.

Tip 1: een uurtje per dag

Spreek af om elke dag een uurtje uitsluitend Nederlands te spreken. Kies een vast tijdstip en houd je daar vervolgens beiden consequent aan. Voorkom dat de afspraak verwatert.

Tip 2: hou het praktisch

Probeer zo veel mogelijk te beschrijven wat je tijdens dat uur ziet en wat je doet. Juist momenten waarop je praktische, dagelijkse activiteiten uitvoert, zijn heel geschikt. Boodschappen doen, koken, het huis schoon maken.

Tip 3: herhaal

Herhaal je zinnen en herhaal nieuwe woorden bij voorkeur verschillende keren. Bakken, snijden, koffie zetten, de deur open doen… het is allemaal nieuw en door deze woorden vaak terug te laten keren, kan iemand ze ook echt gaan onthouden. Iemand moet minimaal tien keer een nieuwe woord in een andere taal hebben gehoord om het überhaupt te kunnen onthouden en zelfs honderd keer om het te kunnen gebruiken. Herhalen is dus niet overbodig, maar nodig. Ook zinstructuren herhalen (en variëren) is zeer waardevol.

Tip 4: corrigeer

De NT2-cursist zal zelf natuurlijk de nodige fouten maken. Het is zeker niet nodig om al die fouten te corrigeren, maar het is wel goed om te voorkomen dat bepaalde constructiefouten ‘inslijten’ en dan later weer met veel pijn en moeite afgeleerd moeten worden. Dat geldt met name als het werkwoord op een verkeerde plaats staat.

Als een Nederlandse zin met een element van tijd of plaats begint, komt het onderwerp na het werkwoord. Vergelijk: Ik ga morgen naar Amsterdam en Morgen ga ik naar Amsterdam. In veel andere talen is dat niet zo (Tomorrow I go to Amsterdam, Demain je vais á Amsterdam). De Nederlandse structuur is lastig voor veel NT2-studenten en het is waardevol als hun zinnen met deze fout af en toe gecorrigeerd worden. U kunt eenvoudig de zin correct herhalen, zonder nadere uitleg.

Een ander lastig punt is het feit dat wij veel werkwoorden op het einde van de zin plaatsen: Ik ga in de tuin zitten; Ik heb vandaag hard gewerkt.

Ook hier geldt: herhaal eenvoudig de zin in gecorrigeerde vorm.

Tip 5: ondersteun met gebaren, niet met theorie

Beperk u tot veel praten en af en toe corrigeren. Het is niet nodig om uit te leggen wat de regels zijn – dat gebeurt al in de NT2-cursus. U hoeft dus niets toe te lichten als u een foute zin corrigeert. Om te voorkomen dat er een gesprek over zinstructuren ontstaat, kun u de correcties simpelweg combineren met een handgebaar. Als iemand vergeet om het werkwoord op de tweede positie te zetten, steekt u twee vingers in de lucht (“tweede positie”) en u herhaalt de zin. Als iemand vergeet om het werkwoord achter in de zin te plaatsen, wijst u met een boog in de lucht naar links (voor de kijker rechts: “achter in de zin”) terwijl u de gecorrigeerde zin uitspreekt. Deze gebaren gebruiken we ook in de lessen. Na verloop van tijd hoeft u alleen maar het gebaar te maken en kan de NT2-student zijn of haar eigen zin corrigeren.

Als u de fout in het Nederlands gaat uitleggen, bestaat het gevaar dat u toch weer een andere taal nodig heeft om de lastige theorie duidelijk te maken, of dat de NT2-student theoretische vragen gaat stellen.

Tip 6: nog geen echte gesprekken

Als u echt wezenlijke onderwerpen wilt bespreken, kies dan voor een taal die u allebei machtig bent. Voorkom dat één van de gesprekspartners gefrustreerd raakt doordat hij of zij nog onvoldoende woordenschat heeft, en zich nog niet voldoende kan uiten.

Het zal in het begin onwennig zijn om ineens in een soort leraar-leerlingverhouding terecht te komen, maar bedenk dat het tijdelijk is en dat de vorderingen die je partner/huisgenoot op deze manier kan maken, de moeite waard zijn. Hij of zij doet tenslotte zelf ook al heel veel moeite om die rare nieuwe taal onder de knie te krijgen…

Heel veel succes bij al jullie pogingen!